Isaiah 64

1Och, dat Gij de hemelen scheurdet, dat Gij nederkwaamt, dat de bergen van Uw aangezicht vervloten;
 dat Gij Dit hangt nog aan Isa 63:19 , zijnde een vervolg van het gebed der kerk, dat God zijne hulp uit den hemel zou willen doen blijken, tot verderf hunner vijanden en tot hunne verlossing, voornamelijk door de komts van den Messias in het vlees, waarop gezien wordt vs.4.
,
 scheurdet, Te weten, ontstoken zijnde met ijver en grimmigheid, gelijk de naastvolgende woorden zulks breder aanwijzen, altegaar daartoe strekkende om God te bidden, dat Hij zich in glorie en macht zou willen openbaren, gelijk Hij deed toen Hij zijne wet gaf; Exo 19 .
,
 vervloten; Dat is, dat zij mochten smelten en als water afvlieten, als verbaasd zijnde van de tegenwoordigheid uwer majesteit. Zie dergelijke zinnebeeldige manier van spreken Deu 32:2 ; Jdg 5:4-5 , enz.; Psa 18:8 , en Psa 97:5 .
2Gelijk een smeltvuur brandt, en het vuur de wateren doet opbobbelen, om Uw Naam aan Uw wederpartijders bekend te maken! Laat alzo de heidenen voor Uw aangezicht beven.
 een smeltvuur Hebreeuws, een vuur der smeltingen; dat is, gelijk een vuur hetwelk hetgeen men gieten wil doet smelten, en gelijk het vuur het water doet opbobbelen.
,
 Uw Naam Dat is, uwe macht, met welke Gij u aan uwe vijanden wreekt.
,
 Uw wederpartijders Dat is, de vervolgers uwer kerk, die Gij houdt voor uwe vijanden; vergelijk Act 9:4 .
3Toen Gij vreselijke dingen deedt, die wij niet verwachtten; Gij kwaamt neder, van Uw aangezicht vervloten de bergen.
 Toen Gij Te weten, ten tijde onzer vaderen, zo in Egypte als in de woestijn.
,
 Gij kwaamt neder, Anders, opdat gij nederkwaamt en de bergen voor uw aangezicht vervloten.
4Ja, van ouds heeft men het niet gehoord, noch met oren vernomen, en geen oog heeft het gezien, behalve Gij, o God! wat Hij doen zal dien, die op Hem wacht.
 Ja, Dit is voornamelijk te verstaan van de verborgenheden van het heilig Evangelie, onbekend en onbegrijpelijk in der mensen verstand, behalve dengenen, dien God het door zijn Geest openbaart, gelijk de apostel Paulus dit is bewijzende uit deze plaats 1Co 2:9-10 .
,
 en geen oog Ja het is nooit in enig menschenhart of gedachte gekomen, gelijk de apostel betuigt 1Co 2:9 .
,
 Hij doen zal dien, Voor wat Gij doen zult, dat is, wat weldaden Gij doen zult. De apostel zegt: wat God bereid heeft, te weten het koninkrijk der hemelen, hetwelk zulk een grote heerlijkheid is, dat zij alle menselijke verstand verre tebovengaat.
,
 die op Hem wacht De apostel verklaart deze woorden: voor degenen, die Hem liefhebben; want op God wachten is ene vrucht der liefde. Vergelijk met deze plaats Psa 31:20 .
5Gij ontmoet den vrolijke, en die gerechtigheid doet dengenen, die Uwer gedenken op Uw wegen; zie, Gij waart verbolgen, omdat wij gezondigd hebben; in dezelve is de eeuwigheid, opdat wij behouden wierden.
 Gij ontmoet Te weten, met uwe genade en goedertierenheid, en van hunne hulp, gelijk de engelen Jakob ontmoetten; Gen 32:1 . Op andere plaatsen betekent het ene ontmoeting tot schade of kwetsing, gelijk Exo 5:3 .
,
 den vrolijke, Die zich met vreugde begeven om U te dienen, of die zich in u verblijden.
,
 dengenen, Dat is, die U loven en prijzen vanwege uw wonderlijke regering en bescherming.
,
 Gij waart verbolgen, En derhalve hebt Gij ons geslagen.
,
 dezelve Te weten, uw wegen, wetten en wil; of in uwe genade en goedertierenheid, die Gij uw volk steeds bewijst.
,
 opdat wij Dat is, zo wij in dezelve hadden gewandeld, zouden wij behouden zijn geweest. Anders: Zie Gij waart verbolgen, omdat wij altijd tegen dezelve [te weten, wegen] hebben gezondigd, nochtans zijn wij behouden.
6Doch wij allen zijn als een onreine, en al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed; en wij allen vallen af als een blad, en onze misdaden voeren ons henen weg als een wind.
 al onze gerechtigheden Dat is, al onze beste werken, of hetgeen dat wij goeds zouden mogen gedaan hebben. Versta hierbij, indien Gij het naar de strengheid uwer rechtvaardigheid zoudt willen onderzoeken, ons aanziende in ons eigen natuur, buiten Christus; zie Phi 3:8 .
,
 als een wegwerpelijk kleed; Hebreeuws, als een kleed der wegwerping; of als een vuil bezoedeld kleed; of een kleed van lompen en lappen samengeflikt. Zie integendeel hoedanigen wij zijn in Christus Jezus, Rev 19:8 .
,
 wij allen Of, wij verwelken; te weten vanwege uwen toorn tegen ons ontstoken, dien wij met onze zonden veroorzaakt hebben. Zie Psa 90:5-6 .
,
 als een blad, Vergelijk deze plaats met Jud 1:12 ; het tegendeel is Psa 1:3 .
,
 misdaden Dit woord bevat niet alleen de misdaden, maar ook de straf derzelve.
7En er is niemand, die Uw Naam aanroept, die zich opwekt, dat hij U aangrijpe; want Gij verbergt Uw aangezicht voor ons, en Gij doet ons smelten, door middel van onze ongerechtigheden.
 niemand, Dat is heel weinigen.
,
 aanroept, Te weten met waar geloof en met oprecht berouw en leedwezen, gelijk het betaamt.
,
 dat hij U aangrijpe; Te weten om U terug te houden, dat Gij niet voortgaat met ons in uwen toorn te slaan. Anders: die zich aan U vasthoudt.
,
 verbergt Zie Deu 31:17 .
,
 door middel Of, door de kracht van onze ongerechtigheden. Hebreeuws, door de hand onzer ongerechtigheden. De zin is: Onze zonden hebben het vuur van uwen toorn ontstoken, door hetwelk wij versmolten en verdelgd worden.
8Doch nu, Heere! Gij zijt onze Vader; wij zijn leem, en Gij zijt onze pottenbakker, en wij allen zijn Uwer handen werk.
 Gij zijt God is aller mensen Vader, te dien aanzien, dat Hij hen allen geschapen heeft; maar zijner uitverkorenen ook daarom, omdat Hij hen uit genade tot kinderen heeft aangenomen. Zie Rom 8:15-16 .
,
 pottenbakker, Of, formeerder, of die ons geformeerd heeft, ons hart formerende, gelijk een pottenbakker uit klei of leem een vat formeert.
9Heere! wees niet zo zeer verbolgen, en gedenk niet eeuwiglijk der ongerechtigheid; zie, aanschouw toch, wij allen zijn Uw volk. 10Uw heilige steden zijn een woestijn geworden, Sion is een woestijn geworden, Jeruzalem een verwoesting.
 Uw heilige steden Hebreeuws, de steden uwer heiligheid; te weten Zion en Jeruzalem, en versta hier, door Zion de stad Davids, die het bovendeel der stad Jeruzalem was, gebouwd op den berg Zion; en door Jeruzalem wordt het benedendeel der stad verstaan. Of men kan door de heilige steden in het algemeen verstaan de steden van Juda, als zijnde steden van het heilige land en van Gods heilig volk, en voorts Zion en Jeruzalem, gelijk volgt.
,
 Jeruzalem Dat is, Jeruzalem is verwoest. Zie Psa 79:1 .
11Ons heilig en ons heerlijk huis, waarin onze vaders U loofden, is met vuur verbrand; en al onze gewenste dingen zijn tot woestheid geworden.
 Ons heilig Te weten de tempel, in welken de heilige godsdienst verricht werd en waar God zijne heerlijkheid en tegenwoordigheid zien liet. Zie 1Ki 8:13 , enz.
,
 met vuur Te weten van de Babyloniërs. Want het schijnt dat dit gebed door den profeet het volk is voorgeschreven geweest, om te spreken ten tijde van de Babylonische gevangenschap. Anders: is [geëigend] ten vure. Hebreeuws, is geworden tot verbranding des vuurs. De eerste tempel is verbrand door Nebukadnezar; 2Ki 25:9 ; de tweede door den keizer Titus. Zie Mat 24:2 .
12Heere! zoudt Gij U over deze dingen inhouden, zoudt Gij stilzwijgen, en ons zozeer bedrukken?
 over deze dingen Te weten over dezen ellendigen staat van uw volk.
,
 inhouden Of, ophouden; te weten zonder wraak te doen over onze vijanden en zonder ons wederom te Jeruzalem te brengen, om den tempel te herbouwen en om uw heiligen godsdienst te herstellen?
,
 bedrukken? Of, nederslaan.
Copyright information for DutSVVA